Zondag vierden we de 45e trouwdag van mijn ouders met een lunch in mijn geboortedorp Pijnacker. Mijn ouders komen allebei uit een groot gezin. Mijn vader heeft 8 broers en zussen en mijn moeder zelfs 13 stuks. De gesprekken bij mijn ouders gaan dus vaak over familie. Kinderen van kinderen van zussen en broers, waarvan ik dan heel diep moet nadenken wie dat ook alweer zijn en hoe dat dan zit. Ook mijn aanstaande boek wordt door mijn trotse ouders natuurlijk in onze enorme familie besproken. Nu blijk ik een aangetrouwde tante te hebben die werkt in een boekhandel in Den Haag. En boekhandel Paagman, vestiging Passage heeft twee van mijn boeken besteld om bij hen in de kast te zetten in de hoop dat ze verkocht gaan worden.
Nogal wiedes zul je misschien denken. Je schrijft een boek, het wordt uitgegeven en dus is er vast ergens een boekhandel die dat ding koopt en in de kast zet. Maar zo werken blijkbaar mijn hersens en gevoelens niet. Ik ben er best een beetje van onder de indruk. Het schrijven van dit boek is tot nu toe een mooi organisch, maar ook naïef proces geweest. Een typische onderneming: ‘We zien wel waar het schip strand.’ Of zoals Willemijn Verloop het zo mooi in ons gesprek zei: ‘Leiders moeten ook unreasonable zijn. Anders zijn er veel te veel redenen om het niet te doen.’ Het besef dat mijn boek in mijn stad, Den Haag, in een boekhandel in het centrum zal staan, emotioneert me. Een interessante cocktail van trots, opwinding en een vleugje angst. Want straks moeten die twee boekjes (of meer) in Den Haag nog wel verkocht worden, uit de kast!
0 Comments